Oranje na WK nog lang niet van Louis' logica af
Mijn interesse voor de Italiaanse competitie stierf een snelle dood toen Rai Uno jaren geleden stopte met het prachtige zondagmiddagprogramma waarin naast voetbal vooral vrouwelijk schoon centraal stond. Wat de presentatrices vertelden, interesseerde me niet zoveel. Hun voorkomen des te meer. Het overschakelen naar een bezwete Italiaanse commentator op leeftijd, die vol Italiaanse passie omschreef hoe Cagliari alweer de zeventiende inworp in de kraker tegen Palermo noteerde, was vooral een hinderlijke onderbreking. Terug naar de danseressen en dramatisch playbackende zangeressen. En snel graag.
Het Italiaanse voetbal staat, net als het land, aan de rand van de afgrond. Sinds het wereldkampioenschap in 1990, liefst 23 jaar geleden, werd er in het Zuid-Europese land bijna geen cent meer gestoken in de bouw van nieuwe stadions of het opknappen van accommodaties. Om over de staat van het jeugdvoetbal maar te zwijgen. Het geld werd gepompt in peperdure transfers, grote bijeengeraapte selecties en exorbitante salarissen. Dat Juventus, de enige topclub die wél investeerde in de bouw van een nieuw stadion, de afgelopen twee seizoenen met overmacht kampioen werd kan simpelweg geen toeval zijn.
Je kunt veel over Louis van Gaal zeggen, zeker is dat hij zijn mening nooit wegstopt. En hoewel Louis graag heilige huisjes een rotschop geeft, moet je tegelijkertijd vaststellen dat hij opmerkelijk vaak gelijk heeft. In elk geval deels. Ik kan me wel vinden in de opinie van onze bondscoach, ik durf zelfs te beweren dat ik de ziener Louis snap. Waar het voetbal in Italië al niet uitnodigt voor een prettig avondje voor de buis hangen, is het organisatorisch een nóg grotere puinhoop in het land. Italië heeft nog wel een topcompetitie, maar lang zal het niet meer duren. Italië verliest terrein op liga's waar clubs en bonden het wél voor elkaar hebben. Grootmachten zullen altijd blijven bestaan, maar voor al het overige: arrivederci.
Het Oranje ná 2014 is ook het Oranje van Louis
Diezelfde Van Gaal deelde afgelopen week doodleuk mee dat hij het na het WK 2014 voor gezien houdt bij het Nederlands elftal. Zijn ambitie, als bondscoach een eindtoernooi meemaken, gaat zo goed als zeker in vervulling; voor Van Gaal lonkt na Brazilië een welverdiend pensioen in Portugal waar hij vanaf de vele golfbanen in de regio nippend aan een Rioja de verrichtingen van zijn opvolger bij 'zijn' Oranje kan volgen. En Louis kennende mag zijn plaatsvervanger rekening houden met gewenst of ongewenst advies, want het Oranje van ná 2014 zal de boeken in gaan als het Oranje van Louis.
Beter dan wie dan ook kan Van Gaal vanuit de rol van 'underdog' een ploeg naar epische successen leiden. Wie verwachtte immers dat het door Van Gaal gerenoveerde Bayern München zich in 2010 in de Champions League-finale terugvond? En ook nu is de stempel van Louis nog duidelijk zichtbaar bij de Beierse alleenheerser. Wie Van Gaal voor de groep zet weet zich verzekerd van één ding: Van Gaal smeedt, schaaft, schuurt en plamuurt totdat hij de ideale mix heeft gevonden. Et voila, kijk naar het Nederlands elftal. Talenten zijn er in overvloed, de ervaren krachten zijn op een leeftijd waarop zij nog altijd tegen hun voetbaltop aanschuren. Een perfect Baco in de maak.
Opeens zie ik het WK 2014 in Brazilië helemaal niet zo somber meer in. In het geval Van Gaal gaat voor ons onwetenden op: blind volgen. Wat jij, Wout? Ben ik te optimistisch, of geloof jij ook in het Oranje en de hand van Louis?
In de rubriek Tweestrijd legt de hoofdredactie van VoetbalPrimeur elkaar wekelijks schriftelijk het vuur aan de schenen.