Voetballers krijgen geen percentage van tv-gelden

Het gerechtshof in Amsterdam heeft dinsdag de KNVB, Eredivisie CV (ECV) en de Coöperatie Eerste Divisie (CED) gelijk gegeven in een beroepszaak die de spelersvakbond VVCS en de Centrale Spelersraad hadden aangespannen. De zaak speelt al sinds 2003.

Profspelers stapten naar de rechter omdat zij meenden, naast hun reguliere salaris, op basis van hun portretrechten ook recht te hebben op een deel van de opbrengsten uit de exploitatie van televisierechten. De rechter stelde de KNVB, ECV en CED al in 2004 in gelijk. Het hof bevestigde die uitspraak door alle vorderingen van de spelers af te wijzen.

De spelers eisten vijf procent van het bedrag dat met de verkoop van de tv-rechten werd verdiend. Tot 1999 kregen voetballers 1/37e deel van dat geld, ongeveer een miljoen euro, maar in dat jaar stopten de clubs met de uitkering van dat bedrag. VVCS betaalde van dat geld onder meer de collectieve verzekeringen.

De KNVB en de clubs voelen zich gesteund door de uitspraak van het hof. "De spelers worden namelijk reeds gecompenseerd voor het spelen van wedstrijden waarvan men weet dat deze op televisie worden uitgezonden", meldde de bond in een verklaring. De KNVB en de clubs stellen dat aanspraak door de spelers op de opbrengsten 'dan ook onredelijk' is.