Ajacied: "Het doet wat met je als dokters zeggen dat het misschien nooit goed komt"
Ricardo Kishna beseft dat het de afgelopen periode snel met hem is gegaan. Een jaar geleden mocht hij voor het eerst aan het grote werk ruiken, nadat hij tweeënhalf jaar geblesseerd was geweest. Dit seizoen begint de aanvaller uit te groeien tot een bassispeler.
"Dat ik daarvan teruggekomen ben", doelt Kishna tegenover het Algemeen Dagblad op de blessureperiode. "Dat hadden velen niet gered, zowel in mentaal als fysiek opzicht. Die hele periode zat ik in de sportschool. Die was ik zó zat. Elke keer naar de club, die andere jongens lekker het veld op en jij naar binnen. Toen ik uit de gym was, wilde ik niet meer naar binnen, maar de trainer heeft me er in Qatar ook weer op gewezen. Je kunt niet uit die gym wegblijven als je je verder wilt ontwikkelen."
"Tegen AZ maakte ik mijn eerste goal. Zaten mijn ouders huilend op de tribune. Hoe zij mij hebben gesteund, ik ben hen zo dankbaar. Ik was zo down in die tijd van de blessures. Het doet wat met je als dokters zeggen dat het misschien nooit goed komt. Dan reageer je je af op de mensen die het dichtst bij je staan. Ik ben sowieso best lastig. Op de club was het neplachen. Ik was mezelf niet meer, de jongen die dolde en lachte."
Een hoogtepunt, maar ook een tegenvaller voor de vleugelaanvaller was zijn optreden in Camp Nou in de Champions League. "Daar heb je altijd van gedroomd. Ik ben geen speler die snel onder de indruk is, zoals er toen werd gezegd. Het lukte gewoon niet. Na een half uur was ik kapot. Ik heb geloof ik twee ballen geraakt. Eén keer kwam ik door bij Alves. Als ik dat nu terugzie, herken ik mezelf echt niet. Ik werd gewisseld, de kritiek was terecht, al was de manier waarop niet even eerlijk."
In zijn mindere periode probeerde de aanvaller zoveel mogelijk uit de publiciteit te blijven. Dat verzoek diende hij ook in bij de clubleiding van de Amsterdammers. "Ik heb Ajax gevraagd of ik wat publiciteit betreft even in de luwte kon. Ik zat vast. Het lukte niet. Dan moet je geen grote verhalen doen in de pers. Ik wilde constanter worden. Het gesprek met Marc Overmars heeft in dat opzicht geholpen."