'Als je in China bent geweest, is het heel moeilijk om een goede club te krijgen'
De koopwoede van de Chinese clubs kent geen grenzen. Onder anderen Nemanja Gudelj (foto) gaat de komende drie jaar zo'n zeventien miljoen euro verdienen in het Aziatische land. Volgens China-kenner Arie Haan is het niveau beter dan men denkt.
De ex-bondscoach van de Chinezen erkent evenwel dat je sportieve carrière een knauw krijgt. "Als je in China bent geweest, is het heel moeilijk om weer een goede club te krijgen. Het gevoel overheerst: het is amateurvoetbal daar", zegt Haan in NRC/Next. Hij spreekt dat gevoel meteen tegen. "Als je de vijf beste teams uit China in de Nederlandse competitie zet, doen die mee om het kampioenschap."
Door de vele miljoenen die in China te verdienen zijn, stapten naast Gudelj al spelers als Carlos Tévez en Oscar op het vliegtuig. "Ze denken dat ze met geld alles kunnen kopen. Maar dat werkt niet in de voetballerij. Er is veel meer voor nodig", stelt Haan. Hij vergelijkt het met Amerika, waar in de jaren zeventig Pelé, Beckenbauer en Cruijff gingen spelen. "Dat kwam ook niet van de grond. Het geeft aantrekkingskracht, maar je eigen voetbalniveau gaat niet omhoog."
Volgens Sparta-voorzitter Rob Westerhof, die als Philips-directeur verantwoordelijk was voor de Chinese markt, is het een speeltje en een imagokwestie. "Het land is economisch niet meer communistisch, het is kapitalistischer dan Nederland. Maar op deze manier hopen zakenmensen een goede beurt bij de leiders te maken. Het is de oude Confucius-gedachte, je luistert naar de leiders."