Coëfficiëntenstrijd met Portugal: PSV en Porto zorgen voor belangrijke zeges
De eerste Europese midweek van 2022 zit er alweer op en dat betekent dat we een blik kunnen werpen op de coëfficiëntenranglijst. De eerste indruk is dat Nederland redelijke zaken heeft gedaan, omdat Portugal gelijke tred met 'ons' houdt.
Dinsdagavond kregen de Nederlandse clubs nog goed nieuws vanuit Lissabon. Sporting Portugal liet zich daar in eigen stadion overlopen door Manchester City (0-5), maar de Portugezen hebben de schade alsnog beperkt weten te houden. Braga verloor nog wel met 2-0 bij Sheriff Tiraspol in het verre Moldavië, maar FC Porto verraste door SS Lazio op eigen terrein te kloppen: 2-1.
Daar staat tegenover dat PSV op eigen veld met 1-0 van Maccabi Tel Aviv won en Vitesse een nederlaag leed op bezoek bij Rapid Wien. Dat maakt dat Nederland op de coëfficiëntenranglijst van de UEFA ietsjes is uitgelopen op Portugal, omdat de punten voor PSV's zege meer waard zijn dan die voor de overwinning van Porto (0.400 om 0.333). Plek zes, die een extra Champions League-ticket oplevert, is virtueel dus nog steeds in 'onze' handen.
Dat zou betekenen dat de nummer twee van seizoen 2022/2023 een jaar later naar de groepsfase van de Champions League mag. Voor volgend seizoen zal er nog weinig veranderen, want op de ranglijst voor die Europese plekken staat Nederland redelijk vast op plaats zeven. De coëfficiëntenranglijst voor het jaar erna ziet er, zoals hierbeneden wordt weergegeven, dus wél gunstig uit.
De huidige top-tien van de coëfficiëntenranglijst
1. Engeland 100.641 (15.000) (6/7)
2. Spanje 90.713 (13.000) (7/7)
3. Italië 73.330 (12.142) (6/7)
4. Duitsland 71.070 (12.071) (5/7)
5. Frankrijk 56.748 (15.083) (6/6)
6. Portugal 50.382 (9.916) (4/6)
7. NEDERLAND 44.900 (14.800) (5/5)
8. Oostenrijk 38.450 (10.000) (3/5)
9. Schotland 34.500 (5.500) (2/5)
10. Rusland 34.282 (5.100) (2/5)
(Tussen haakjes: het aantal punten van dit seizoen en het aantal vertegenwoordigers)
De virtuele coëfficiëntenranglijst 2022/2023
5. Frankrijk 45.248
6. NEDERLAND 42.000
7. Portugal 40.716
Bron: Bert Kassies
(Guy Habets/VoetbalPrimeur)